Beste Lisette, De eerste vraag van dit jaar en hij komt van jou! Je vroeg hoe belangrijk de beoordeling van de traanmeniscus is en wat de ideale onderzoeksopzet hiervoor is. Waarom zou je dit doen als je andere testen zoals de schirmer of zone quick test tot je beschikking hebt? Het is heerlijk als iemand over de traanmeniscus begint. De traanmeniscus is het meest ondergewaardeerde “bewijs” van de traanfilm. Het opmerkelijke is dat we bij de traanmeniscus kijken naar 80% van de totale traanfilm. Dit geeft aan hoe dun de traanfilm is op de rest van het hoornvlies. De traanmeniscus is afhankelijk van het tijdstip van de dag en van de hoeveelheid lipiden die aanwezig zijn. Dus we praten niet alleen van een kwantitatieve beoordeling maar ook van een kwalitatieve beoordeling. Kunnen we de juiste inschatting maken op enkel de informatie van de traanmeniscus? Dat is een gewetensvraag. Ik denk dat de traanmeniscus een duidelijke aanwijzing is om verder onderzoek naar de traanfilmkwaliteit uit te voeren. Voor een kwalitatief oordeel van de traanmeniscus is het belangrijk om ook naar de kliertjes van Meibom, het contactlensoppervlak en de LIPCOF plooien te kijken. Zo zie je soms dat de traanmeniscus in plooitjes naar boven waaiert. (zie foto) Afhankelijk van het aantal plooitjes zegt dit iets over de droogte van het oog. Meer informatie over deze LIPCOF plooien is te lezen in NVDS van november 2009. Hoe beschrijf je een traanmeniscus? Wanneer je het vaak ziet, geeft het een goed idee van wat normaal of abnormaal is. Het daadwerkelijke opmeten van de traanmeniscus is iets wat niet of nauwelijks gedaan wordt in een klinische setting. Naast een inschatting van de kwantiteit van de traanfilm geeft het ook informatie over het type droge oog waar we mee te maken hebben. Zo duidt een zeer geringe traanmeniscus vaak op een tekort aan traanproductie in plaats van op een verdampingsprobleem. Als we de traanmeniscus beoordelen, is het natuurlijk de vraag of we hieruit ook gelijk conclusies kunnen trekken voor het wel of niet aanpassen van contactlenzen. Welke indicatie hebben we om aan te nemen dat iemand een goede kandidaat zal zijn voor contactlenzen? Die conclusie kunnen we door alleen de traanmeniscus te beoordelen niet trekken. Maar het kan zeker aanleiding zijn voor verder onderzoek. Hoe gebruik jij het in je praktijk? Groetjes Mirjam |

| Mirjam van Tilborg is onafhankelijk professional affairs consultant bij Johnson & Johnson Vision Care Nederland, Lisette Wijdemans is Professional Affairs Consultant voor de Benelux bij Johnson & Johnson Vision Care |
| Nieuws van de Sponsor |
Mijn vraag ontstond tijdens de TVCI, The Vision Care Institute™, waar tijdens een lezing gevraagd werd aan de deelnemers welke test zij als eerste gebruiken om de traanfilm te beoordelen. Niemand gaf de traanmeniscus aan. Veel mensen kozen voor de BUT-test. Toch geloof ik dat veel contactlensaanpassers onbewust de traanmeniscus wel zien. Het is een automatisme en daarom vergeten we het een beetje. Persoonlijk ben ik gewend om naar dat randje traanvocht te kijken dat op het onderste ooglid drijft. Wanneer dit minimaal is, maakt het mij extra alert om door te vragen en te zoeken naar tekenen van een droger oog. Wat overigens niet betekent dat ik geen lenzen aan ga passen. Het geeft aan dat we nog beter met de klant moeten communiceren waarom we bepaalde keuzes maken en goed moeten doorvragen wat de verwachtingen van de klant zelf zijn. Wanneer ik het heb over keuzes, bedoel ik de keuze voor een hoogwaardig lensmateriaal met een goed draagcomfort, maar ook de keuze voor bijvoorbeeld een lensvloeistof die extra bevochtiging biedt gedurende de dag. Het is belangrijk om de traanmeniscus zonder fluoresceïne te beoordelen. Wanneer je kleurstof toevoegt, ontstaat een beeld dat misschien niet betrouwbaar is. Op de foto hier is wel kleurstof gebruikt, omdat de LIPCOF- plooien nu eenmaal minder goed te zien zijn op een foto dan door de spleetlamp. Je antwoord op de vraag over het beschrijven van de traanmeniscus geeft aan hoe moeilijk dit te gebruiken is als volwaardige test. De beoordeling is gebaseerd op ervaring; jouw eigen oordeel over wat voldoende is. Dat maakt het erg lastig om te noteren en zo met collega’s in je praktijk te vergelijken. En dat is denk ik meteen de zwakte van de test. In mijn ogen fungeert de traanmeniscus dan ook als een soort alarmbel, die extra attent maakt op mogelijke uitdagingen bij het aanpassen van de juiste contactlens. Het is de eerste indruk van de traanfilm en die eerste indruk telt! In het “Nieuws Van De Sponsor” voor februari wil ik graag met je sparren over het upgraden van contactlenzen van modernere materialen. Hoe pak je dit nu zo praktisch mogelijk aan en welke rol speelt de klant hierin. Het lijkt misschien eenvoudig, maar als het zo gemakkelijk zou zijn, zouden toch veel meer mensen lenzen van de nieuwe materialen dragen? Theorie en praktijk zouden best nog wat beter op elkaar aan kunnen sluiten. Wat denk jij? Tot de volgende! Groetjes Lisette |

