Corneale Staining & Littekenvormimg

ANTWOORD C - als het membraan van Bowman betrokken is bij de corneale beschadiging kan er
littekenvorming ontstaan.

We kijken de hele dag naar de cornea, en letten dan met name op corneale staining. Maar wat is
corneale staining eigenlijk, wat zijn de consequenties en hoe werkt het helingsproces? En natuurlijk;
wanneer ontstaan er littekens op de cornea?

Het corneaepitheel is de buitenste laag van de cornea en het vormt dus het contact met de buitenwereld.
De cornea kent in totaal vijf onderdelen. Onder het epitheel bevindt zich het membraan van Bowman
(officieel het ‘anterior limiting membrane’) dat het epitheel scheidt van het stroma. Het stroma vormt de
‘bulk’ van de cornea, en aan de andere kant scheidt het membraan van Descemet (het ‘posterior limiting
membrane’) het stroma van de enkele cellaag van het endotheel.

Het epitheel
Als we staining op de cornea waarnemen is het vrijwel altijd epitheliaal van aard, zoals ook bij
dehydratiestaining. Het epitheel is ongeveer 50.6 ± 3.9 micron dik (een micron is een duizendste van een
millimeter). Binnen de epitheellaag kunnen er drie laagjes worden onderscheiden: de basale cellen aan
de basis, de vleugelcellen in het midden en de oppervlakkige cellen aan het oppervlak. Basale cellen zijn
ongeveer 10 micron in diameter, vleugelcellen een stuk groter (30-45 micron) en oppervlakkige
epitheelcellen zijn het grootst (40-50 micron). Als er corneale staining is door het dragen van
contactlenzen, zijn normaal gesproken alleen de oppervlakkige cellen betrokken, mogelijk de
vleugelcellen en zeldzamer de basale cellen. De zenuwen van de cornea zitten in de diepe basaallaag van
het epitheel, het membraan van Bowman en het voorste gedeelte van het stroma. Het is ongebruikelijk
dat de zenuwcellen direct worden bereikt als er contactlens gerelateerde corneale staining is. Dit kan
deels verklaren waarom de subjectieve klachten en de objectieve bevindingen bij corneale staining lang
niet altijd overeen komen.

De levenscyclus van een epitheelcel wordt geschat op ongeveer zeven dagen. Gedurende deze periode
evolueert het van een basale cel naar een oppervlakkige cel, waarna het wordt afgevoerd via de
traanfilm. Het pad dat een epitheelcel aflegt wordt bepaald door twee processen die tegelijkertijd
plaatsvinden. Eén proces bestaat uit de beweging van onder naar boven, en ontstaat door celdeling aan
het basaalmembraan van het epitheel. Epitheelcellen worden dus ‘naar boven geduwd’. Dit is de ‘x-
beweging’. De tweede beweging ontstaat door celvernieuwing in het limbale gebied. Hierdoor ontstaat
een proces bestaande uit de beweging van epitheelcellen vanuit de periferie naar het centrum van de
cornea: de ‘y-beweging’. Diverse studies hebben aangetoond dat de celvernieuwingssnelheid in de
periferie van de cornea aanzienlijk hoger is dan centraal. De combinatie van de beweging in de x- en de y-
richting resulteert in de zogenaamde ‘z-beweging’: een diagonale vectorbeweging van epitheelcellen van
het membraan van Bowman naar het epitheeloppervlak.

Wondgenezingsproces
Het wondgenezingsproces van het corneaepitheel is afhankelijk van welke laag betrokken is bij het
proces. Als het basaalmembraan van het epitheel intact is, dan is de re-epithelialisatie ook sneller en
normaal gesproken altijd binnen twee tot drie dagen voltooid. Maar dit kan makkelijk vijf tot zeven dagen
duren als het basaalmembraan niet intact is.

Minimale hoeveelheden staining kunnen binnen een paar uur, en zeker gedurende de nacht herstellen.
Het is goed ons te realiseren dat we individuele epitheelcellen met de spleetlamp en fluoresceïne niet
kunnen waarnemen. Pas bij beschadiging van een groepje van vijf tot tien cellen wordt staining
waarneembaar in een klinische setting.

Bij grotere abrasies kan het soms dagen duren voordat het epitheel volledig is geheeld. Niet alleen de
tijdspanne is anders, ook het proces is anders. Bij minimale staining proberen de epitheelcellen aan de
rand van de abrasie het wondgebied zo snel mogelijk te bedekken met nieuwe cellen. Dit zijn dus
bestaande cellen die zich, over het algemeen binnen zes uur nadat de abrasie is ontstaan, over het
wondgebied uitspreiden. Daarna vindt celdeling plaats, ook in een poging de abrasie zo snel mogelijk te
dichten. Binnen 24-36 uur na het ontstaan van de abrasie zullen epitheelcellen proberen ‘het gat te
dichten’. Hierna vindt bij grotere abrasies celnieuwvorming plaats aan het basaalmembraan. Het kan
dagen duren voordat het geheel hersteld is. Ten slotte is naast diepte en grootte, de locatie van de wond
ook belangrijk. Centrale abrasies helen minder snel dan perifere abrasies.

Corneale littekenvorming
Terugkomend op de meerkeuzevraag van deze maand: pas als de laag onder dit basaalmembraan is
aangetast, het membraan van Bowman dus, dan kan er fibrosevorming (littekenvorming) ontstaan in de
cornea. Indien dit gebeurt, ‘zuigt’ de fluoresceïne zich in het stroma en is er doorgaans een ‘wolk’ van
fluoresceïne te zien rondom het aangedane gebied. Maar zolang de staining epitheliaal van aard is, is er
dus geen risico op littekenvorming - onafhankelijk van het type (micropunctata, macropunctata) staining,
de grootte van de oppervlakte waarover de staining zich bevindt en de duur van de aanwezigheid van
staining.

Dehydratiestaining als gevolg van verdamping bij droge ogen bij contactlensdragers
is zoals eerder genoemd een epitheliale aandoening, waarbij littekenvorming normaal
gesproken geen risico is. Antwoord C dus. Voor meer over droge ogen, dehydratiestaining
en het contactlensmanagement: zie de
OVN cursus ‘droge ogen’ (alleen voor OVN leden).
Corneale Staining
Antwoord C
UIT DE PRAKTIJK